
Jurisprudentie
BG6202
Datum uitspraak2008-12-05
Datum gepubliceerd2008-12-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2430 WAJONG
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2008-12-09
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/2430 WAJONG
Statusgepubliceerd
Indicatie
Weigering WAjONG-uitkering toe te kennen. Verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet uitgevoerd door een geregistreerd verzekeringsarts. Dit gebrek kan in de bezwaarfase worden hersteld met een beoordeling door een wel als zodanig geregistreerd arts. Een (nieuw) lichamelijk onderzoek zal daarbij niet steeds noodzakelijk zijn, maar tegelijk zal in die fase van de besluitvorming als regel dossieronderzoek niet volstaan. In dit geval heeft de bezwaarverzekeringsarts volstaan met een dossieronderzoek. Daarom berust het bestreden besluit op een onzorgvuldig medisch onderzoek en moet het wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden vernietigd.
Uitspraak
07/2430 WAJONG
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
U I T S P R A A K
op het hoger beroep van:
[Appellant], wonende te [Woonplaats] (hierna appellant),
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem van 23 maart 2007, 06/3956,
in het geding tussen:
appellant
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (hierna:Uwv).
Datum uitspraak: 5 december 2008
I. PROCESVERLOOP
Namens appellant is hoger beroep ingesteld, psychologische informatie ingezonden en zijn de beroepsgronden op 19 september 2008 nader aangevuld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend en gereageerd op de brief van 19 september 2008.
Het onderzoek ter zitting vond plaats op 24 oktober 2008. Appellant is niet verschenen. Namens het Uwv is verschenen J. van den Elsaker.
II. OVERWEGINGEN
1. Het inleidend beroep richt zich tegen het ter uitvoering van de Wet arbeidsonge-schiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) op 21 juni 2006 door het Uwv genomen besluit. Hierbij heeft het Uwv zijn besluit van 16 februari 2006 gehandhaafd. Bij dat laatste besluit is appellant na afloop van de wettelijke wachttijd, met ingang van
1 april 2006 Wajong-uitkering geweigerd, omdat zijn arbeidsongeschiktheid minder dan 25% bedraagt.
2. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft een Wajong-uitkering aangevraagd in verband waarmee in januari 2006 een medisch onderzoek heeft plaats gevonden. Dat onderzoek is niet door een verzekeringsarts gebeurd. Het onderzoek door de bezwaarverzekeringsarts heeft zich beperkt tot dossieronderzoek.
4. In hoger beroep heeft appellant aangevoerd dat het medisch onderzoek niet door een verzekeringsarts heeft plaats gevonden.
5.1. De Raad overweegt het volgende.
5.2. Uit de uitspraken van de Raad van 18 juli 2007 (LJN BA9904, BA9908, BA9909 en BA9910) volgt dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek door een geregistreerd verzekeringsarts moet gebeuren.
5.3. Als dat niet is gebeurd, kan dit gebrek in de bezwaarfase worden hersteld met een beoordeling door een wel als zodanig geregistreerd arts. Een (nieuw) lichamelijk onderzoek zal daarbij niet steeds noodzakelijk zijn, maar tegelijk zal in die fase van de besluitvorming als regel dossieronderzoek niet volstaan (Centrale Raad van Beroep 9 april 2008, LJN BD0295).
5.4. In dit geval heeft de bezwaarverzekeringsarts volstaan met een dossieronderzoek. Daarom berust het bestreden besluit op een onzorgvuldig medisch onderzoek en moet het wegens strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht worden vernietigd. Hieraan doet niet af dat het medisch onderzoek door een (zeer) ervaren arts heeft plaats gevonden en dat appellant zelf van een hoorzitting heeft afgezien.
6. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Het inleidende beroep is gegrond. Het Uwv zal een nieuw besluit op bezwaar dienen te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
7. De Raad ziet aanleiding om het Uwv te veroordelen in de proceskosten van appellant, wegens de hem verleende rechtsbijstand begroot op € 644,- voor het geding bij de rechtbank en € 322,- voor het hoger beroep.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Vernietigt de aangevallen uitspraak;
Verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit van 21 juni 2006;
Bepaalt dat de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen een nieuwe beslissing neemt op het bezwaar van appellant met inachtneming van deze uitspraak;
Veroordeelt de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen in de proceskosten van appellant, begroot op € 966,-, en te betalen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen;
Bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen aan appellant het griffierecht, totaal € 144,- aan hem vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan R.C. Stam. De beslissing is, in tegenwoordigheid van
T.J. van der Torn als griffier, uitgesproken in het openbaar op 5 december 2008.
(get.) R.C. Stam.
(get.) T.J. van der Torn.
GdJ